De figuren tonen het percentage ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar dat te maken heeft met psychische problematiek en/of daarvoor medicatie gebruikt. Dit is op twee manieren berekend: 

1. het percentage ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar dat medicatie gebruikt die is voorgeschreven voor de behandeling van angststoornissen en/of depressie.
2. het percentage ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar dat gebruik maakt van geestelijke gezondheidszorg (GGZ Geestelijke gezondheidszorg (Geestelijke gezondheidszorg )) en/of medicatie voorgeschreven voor psychische problematiek. 

Hierbij is bepaald hoeveel ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar zorguitgaven hebben gehad voor de GGZ en/of medicatie hebben gebruikt voor psychische problemen. Voor punt 2) is, naast medicatie voor angststoornissen en/of depressie (zoals bij punt 1)), ook het gebruik van medicatie voor andere mentale klachten meegenomen, zoals middelen tegen psychotische stoornissen of slaapmedicatie. Dit is vastgesteld aan de hand van zorgdeclaraties.

Het is belangrijk om te vermelden dat in 2021 de DBC Diagnose Behandel Combinatie (Diagnose Behandel Combinatie )-systematiek is vervangen door het Zorgprestatiemodel. Deze overgang kan invloed hebben gehad op de cijfers van 2021 en 2022, waardoor deze jaren minder goed te vergelijken zijn met eerdere jaren. Hierover staat meer beschreven op de Regiobeeld pagina over Psychische Problematiek.

De landkaart toont het percentage psychische problematiek per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage psychische problematiek door de tijd.

Bovenaan de figuur kunt u zelf kiezen welke percentages u wilt zien. De landkaart toont het percentage psychische problematiek per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage psychische problematiek door de tijd.

De figuren tonen het percentage ouders van kinderen tussen 0 en 2 jaar dat te maken heeft met een (langdurig) laag inkomen. Dit is op drie manieren bepaald. 

1. het percentage ouders met een huishoudinkomen wat tot de laagste 10% van alle huishoudinkomens behoort van alle ouders met kinderen van 0 tot 2 jaar;
2. het percentage ouders met een huishoudinkomen onder of op de sociaal minimum grens die door de overheid is vastgesteld (<101%);
3. het percentage ouders dat langdurig een huishoudinkomen heeft onder de sociaal minimum grens (<101%). 

De cijfers zijn gebaseerd op het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen. Huishoudens van studenten, huishoudens die slechts een deel van het jaar inkomen hadden, huishoudens in instellingen, huishoudens waarvan het inkomen onbekend is en huishoudens die in ten minste één van de drie voorgaande jaren niet tot de doelgroep behoorden, zijn niet meegenomen in deze cijfers.

Bovenaan de figuur kunt u zelf kiezen welke indicator u wilt zien. De landkaart toont het percentage laag inkomen per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage laag inkomen door de tijd.

De figuren geven het percentage ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar weer met een registratie in de schuldsanering en/of een betalingsachterstand van zes maanden of langer bij de zorgverzekeraar. Per jaar is vastgesteld hoeveel ouders gebruik hebben gemaakt van de schuldsanering op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), en/of als wanbetaler geregistreerd staan bij de zorgverzekeraar volgens de Zorgverzekeringswet. Een verzekerde wordt als wanbetaler beschouwd wanneer gedurende ten minste zes maanden geen premie voor de basisverzekering is betaald.

De landkaart toont het percentage schulden per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage schulden door de tijd.

De figuren tonen het percentage ouders van kinderen tussen de 0 en 2 jaar met een laag opleidingsniveau. Het opleidingsniveau wordt als laag gedefinieerd wanneer de hoogst voltooide opleiding basisonderwijs, praktijkonderwijs, vmbo, havo onderbouw of vwo onderbouw betreft. Het percentage is berekend onder ouders van wie het hoogst afgeronde opleidingsniveau bekend is.

De landkaart toont het percentage laag opleidingsniveau per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage laag opleidingsniveau door de tijd.

De figuren tonen het percentage kinderen dat geboren is in een meervoudig kwetsbare situatie. Dit is berekend op basis van het aantal levendgeborenen waarvan de moeder op basis van een combinatie van verschillende aanwezige risicofactoren en een gebrek aan beschermende factoren te maken heeft met meervoudige kwetsbaarheid. Meegenomen factoren over de moeder en het huishouden in de berekening zijn: leeftijd, etniciteit, aantal geboren kinderen, asielzoekersstatus, opleidingsniveau, huishoudinkomen, sociaaleconomische positie (bron van inkomen), schulden, type contract, gezinssituatie, burgerlijke staat, scheiding, gezinsgrootte, jeugdondersteuning in gezin, zorguitgaven (totaal, huisarts, ziekenhuis), medicatiegebruik, verslaving, licht verstandelijke beperking, slachtoffer/ verdachte van misdrijf, detentie, verhuizingen, verlies partner of kind, woning- en motorvoertuigbezit, afstand tot huisarts, leefbaarheid van de buurt. Meer informatie over een meervoudige kwetsbare situatie en de berekening zijn te vinden op de RIVM pagina over het monitoren van Zwangerschap en Geboorte. 

De landkaart toont het percentage meervoudig kwetsbaarheid per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage meervoudig kwetsbaarheid door de tijd.

De landkaart toont de gemiddelde leefbaarheidsscore van ouders van kinderen tussen 0 en 2 jaar per gemeente in de geselecteerde regio.

De trendgrafiek laat de ontwikkeling van de gemiddelde leefbaarheidsscore zien door de tijd van woonwijken van ouders van kinderen tussen 0 en 2 jaar in Nederland en in de geselecteerde regio('s). Hiervoor is informatie beschikbaar voor de jaren 2018, 2020 en 2022.

Deze score geeft een indicatie van de gemiddelde leefbaarheid op basis van verschillende kenmerken van de woonomgeving, zoals het aantal gepleegde misdrijven of de mate van geluidshinder. De score loopt uiteen van zeer onvoldoende tot uitstekend. Voor de interpretatie kunnen de volgende afkappunten worden gehanteerd:

• Zeer onvoldoende | < 3,67
• Onvoldoende | 3,67-3,74
• Zwak | 3,74-3,81
• Voldoende | 3,81-3,93
• Ruim voldoende | 3,93-3,99
• Goed | 3,99-4,11
• Zeer goed | 4,11-4,19
• Uitstekend | > 4,19

Meer informatie over de leefbaarheidsscore is te vinden op de website van de Leefbarometer: Instrumentontwikkeling Leefbarometer 3.0.

De figuren tonen het percentage levendgeborenen met een vroeggeboorte en/of een laag geboortegewicht voor de duur van de zwangerschap. Voor de berekening zijn het aantal kinderen geboren na een zwangerschapsduur van 24 weken of meer met een geboortegewicht onder geboortegewichtpercentiel 10 op de Hoftiezer geboortegewichtcurve en/of een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken meegenomen. 

In verband met aanleverproblematiek vanuit de eerste lijn zijn de gegevens van Perined over 2022 en 2023 onvoldoende betrouwbaar om te publiceren. Voor meer informatie zie: Perined | Aanlevering 2022 t/m 2024.

Bovenaan de figuur kunt u zelf kiezen of u het percentage wilt bekijken van kinderen met een 1) vroeggeboorte en/of laag geboortegewicht; 2) vroeggeboorte; of 3) laag geboortegewicht. De landkaart toont het percentage vroeggeboorte en/of laag geboortegewicht per gemeente in de geselecteerde regio, de trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage vroeggeboorte en/of laag geboortegewicht door de tijd.

De figuur toont het percentage kinderen tot 2 jaar dat uit huis is geplaatst. Voor de berekening wordt het aantal kinderen tot 2 jaar dat op enig moment ten minste 1 dag een jeugdbeschermingsmaatregel heeft ontvangen, overlappend met jeugdhulp met verblijf meegenomen. De trendgrafiek toont de ontwikkeling van het percentage uithuisplaatsingen door de tijd. Vanwege de lage aantallen is het niet mogelijk om de gegevens op gemeente niveau te presenteren. 

De figuur, in de vorm van een landkaart, toont het percentage gezinnen wat gebruik maakt van kraamzorg per gemeente in de geselecteerde regio. Het percentage is een vijfjarig gemiddelde van de jaren 2018 tot en met 2022. Voor de berekening zijn het aantal zwangerschappen meegenomen die leiden tot een of meerdere levendgeborenen en waarvan de moeder een declaratie voor kraamzorg had in de periode ná de geboorte en er geen sprake was van langdurig ziekenhuisverblijf na de bevalling.